Lucas - De geboorte van Jezus
Lucas 2: 1-21 (nieuwe bijbelvertaling)
[2] 1 In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle
inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 2 Deze eerste
volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over
Syrië. 3 Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder
naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4 Jozef ging van de stad
Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem
heet, aangezien hij van David afstamde, 5 om zich te laten
inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was.
6 Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze
bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in
een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen
plaats was in het nachtverblijf van de stad.
8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld,
ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van
de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de
Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees
niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk
met grote vreugde zal vervullen: 11 vandaag is in de stad van David
voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, (2:11) de messias
– Zie de noot bij Matteüs 2:4. de Heer. 12 Dit zal voor jullie het
teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek
gewikkeld in een voederbak ligt.’ 13 En plotseling voegde zich bij
de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden:
14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel
en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft.’ (2:14) en
vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft
– Andere handschriften lezen: ‘en vrede op aarde; hij vindt vreugde
in de mensen’.
15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de
herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen
te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’
16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het
kind dat in de voederbak lag. 17 Toen ze het kind zagen, vertelden
ze wat hun over dat kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden
stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria
bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20
De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles
wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.
21 Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden,
kreeg hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in
de schoot van zijn moeder was ontvangen. |